Dr. Ir. Corné van Dooren
Oud medewerker - expert duurzaam eten
16 december 2015
Nederlanders zijn - bewust of onbewust - gewend om wild te
eten. Althans, wilde vis staat regelmatig op het menu: haring en makreel
bijvoorbeeld. Met het andere scala aan wilde dieren zijn we wat minder
vertrouwd: alleen met kerst of bij uitzondering willen ze nog wel eens op het
bord verschijnen. En daar is best wat voor te zeggen. Toch zijn er zeker drie
argumenten die pleiten voor het af en toe eten van wild.
Het eerste is: er is genoeg en van sommige soorten zelfs
te veel. Wild zwijn komt van jagers die in bepaalde perioden op de Veluwe mogen
jagen om overlast tegen te gaan. Jaarlijks worden in Nederland zo’n 4.000 tot
6.000 zwijnen geschoten. Verder is er flink aanbod van reeën en wilde eenden.
Maar het duidelijkste voorbeeld is wel de gans, waarvan er te veel in Nederland
zijn. De eetlust van een half miljoen
ganzen die zich tegoed doen aan gras, wintertarwe en andere gewassen
veroorzaakt grote schade in de landbouw, heeft het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) onderzocht. De
grauwe gans en de brandgans mogen ver- of bejaagd worden. Als je deze bron van
hoogwaardig vlees onbenut laat, verspil je het in feite.
Het tweede argument is dat de milieubelasting van wilde varianten
doorgaans lager is dan die van de gedomesticeerde soorten. Er zijn immers geen
stallen, veevoer, landbouwmachines of medicijnen nodig. Al het echte ‘wild’ uit
Nederland of aangrenzende landen heeft ongeveer dezelfde klimaatbelasting als
varkensvlees. Bedenk daarbij dat ze die klimaatbelasting ook hebben als ze niet
gegeten worden (de zogenaamde achtergrondbelasting).
Het derde argument betreft dierenwelzijn. Wilde dieren
hebben alle ruimte en mogelijkheden gehad om natuurlijk gedrag te vertonen en
te scharrelen. Ze hebben niet te maken gehad met ingrepen of scheiden van
moederdieren en nakomelingen. Alleen over hun levenseinde is wel wat te doen.
De discussie rond de jacht heeft sterke voor- en tegenstanders. Maar bij wilde
vis hoor je die argumenten niet, hoewel ze daar ook voor gelden.
Mocht je tegen de jacht zijn, dan is er ook nog een tussenvorm beschikbaar onder de noemer ‘natuurvlees’.
Dat is vlees van grote grazers, zoals heckrunderen of Schotse hooglanders, die
in natuurgebieden uitgezet zijn voor natuurbeheer. Grote grazers worden op
dezelfde wijze geslacht als koeien. Vlees voor de echte natuurliefhebber!
Bij mijn pleidooi om deze kerst eens een keer echt wild te
doen, hoort een kanttekening: het moet wel gaan om ‘echt’ wild. Want er is ook
veel aanbod van kalkoen, konijn, eend en hert dat uit de vleesindustrie komt.
En dat heeft de drie genoemde voordelen zeker niet. En net als bij vis geldt
hier ook dat we niet zo ver moeten doorschieten dat er overbevist of -bejaagd
wordt. Maar wilde ganzen zijn er voorlopig nog genoeg.
Corné van Dooren, expert Duurzaam Eten