Een stof kan gevaarlijk zijn, maar hoeft dan toch geen of een heel klein (verwaarloosbaar) risico te vormen.
Neem bijvoorbeeld de stof nitraat die in eten kan zitten. Potentieel is deze stof gevaarlijk omdat het in het lichaam kan worden omgezet in kankerverwekkende stoffen. Maar in het gewone leven krijgen we er niet genoeg van binnen om ook daadwerkelijk een risico te vormen. En andersom hoeft een stof helemaal niet gevaarlijk te zijn, maar kan het in grote hoeveelheden toch een risico vormen. Water is het bekende voorbeeld: water is niet gevaarlijk, maar neem je er ontzettend veel van kun je er toch dood aan gaan.
In het kort: Risico= Gevaar x Blootstelling (hoeveel je met iets in aanraking komt).