Het Voedingscentrum raadt het regelmatig eten van zelfgevangen zoetwatervis uit Nederlandse wateren af, zoals paling, baars en forel. En eet zo min mogelijk vis, garnalen, oesters en mosselen uit de Westerschelde. Een enkele keer kan geen kwaad.
Voor zelfgevangen zeevis gelden geen beperkende adviezen.
Vooral zoetwatervissen die veel vet bevatten (paling, aal en forel) kunnen verontreinigd zijn met stoffen zoals zware metalen, PCB's, dioxines en PFAS. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het vetweefsel van de vissen.
Gezondheidsrisico vette zoetwatervis
De verhoogde gehaltes van zware metalen, PCB's, dioxines en PFAS kunnen een gezondheidsrisico vormen. Dat is de reden waarom het Voedingscentrum afraadt om regelmatig zelfgevangen zoetwatervis te eten.
Voor vette zoetwatervis uit de winkel geldt geen beperkend advies. Kortom, je kunt ze gewoon eten, want hier zijn strenge regels voor eventuele schadelijk stoffen.
Vis uit de Westerschelde
In de Westerschelde worden verhoogde concentraties PFAS gevonden. Het RIVM heeft berekend hoeveel vis (wijting, bot, spiering en zeebaars), garnalen, oesters, mosselen uit de Westerschelde je kan eten. Vanwege de hoeveelheid PFAS die producten uit de Westerschelde bevatten is het advies om van deze vissoorten zo min mogelijk te eten. Een enkele keer kan geen kwaad.
Advies voor het eten van vis
Het Voedingscentrum raadt je aan om te variëren met het eten van vis. Eet 1 keer per week vis, bij voorkeur vette vis. Voorbeelden van vette vis zijn zalm, forel, haring, makreel. Voorbeelden van magere vis zijn koolvis, kabeljauw, schol, tilapia, pangasius. Door weinig zelfgevangen zoetwatervis te eten, loop je minder risico op inname van verontreinigingen.