Voedingscentrum.nl maakt gebruik van cookies. Waarom? Lees onze uitleg.
Menu
Zoek
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W Y Z
Encyclopedie A-Z

Voedselveiligheid

Voedselveiligheid is een term om de veiligheid of onveiligheid van voedsel aan te geven. Veilig voedsel betekent dat je het product kunt eten zonder dat je er op de korte of de lange termijn ziek van wordt. Voedsel kan besmet zijn met ziekmakers, schadelijke stoffen of productvreemde materialen.

Omschrijving

De voedselveiligheid in ons land staat op een hoog peil, maar 100% veilig voedsel bestaat niet. Om de risico’s te beperken bestaan er heel wat regels waar mensen die voedsel verwerken aan moeten voldoen.

Ziekmakers 

In ons eten kunnen ziekmakers zitten, zoals bacteriën, virussen of parasieten. Deze zijn niet met het blote oog te zien en ook kun je ze niet proeven of ruiken. Ze kunnen zorgen voor een voedselinfectie of een voedselvergiftiging en kunnen klachten als misselijkheid, braken en diarree veroorzaken. Voor het overgrote deel gaat dit vanzelf over. In uitzonderingsgevallen kunnen voedselinfecties ook ernstige gevolgen hebben zoals een hersenvliesontsteking, acuut nierfalen (HUS) of een miskraam bij zwangeren.

Bekende voorbeelden van ziekmakende bacteriën zijn salmonella, E. coli (EHEC), listeria en campylobacter

Virussen kunnen ook een voedselinfectie veroorzaken en zijn vaak zeer besmettelijk. Een bekend voorbeeld is het  norovirus

Ook parasieten kunnen zorgen voor een voedselinfectie. Vooral de parasiet Toxoplasma gondii is een bekend voorbeeld. Deze kan zitten in rauw vlees of in de ontlasting van katten. Daarom geldt voor zwangeren het advies om geen rauw vlees te eten. 

Een groot deel van de voedselinfecties vindt thuis plaats. Door aandacht te besteden aan hygiëne tijdens het kopen, wassen, scheiden, koelen en verhitten kan een voedselinfectie worden voorkomen. Zwangeren, kleine kinderen, ouderen en mensen met een verminderde weerstand zijn extra gevoelig voor ziekteverwekkers. 

Schadelijke stoffen 

Alle stoffen waar je te veel van binnenkrijgt zijn schadelijk voor de gezondheid. Sommige stoffen zijn bij kleine hoeveelheden al giftig en andere stoffen pas bij zeer grote hoeveelheden. In de wet zijn voor bijna alle mogelijk schadelijke stoffen afspraken gemaakt van hoeveel je van een stof binnen mag krijgen. Deze regels zorgen ervoor dat je niet te veel van deze schadelijke stoffen binnenkrijgt. Toch kun je niet altijd voorkomen dat je schadelijke stoffen binnenkrijgt. Het zit bijvoorbeeld in het milieu en daardoor ook in ons voedsel. Door gevarieerd te eten verklein je de kans dat je te veel van dezelfde schadelijke stof binnenkrijgt. Voorbeelden van schadelijke stoffen zijn:

  • Dioxines en PCB’s. Deze kunnen zitten in vette dierlijke producten. Door gevarieerd te eten krijg je niet teveel binnen. 
  • PAK’s. Deze kunnen ontstaan bij verbranding. Door veilig te barbecueën en te frituren kun je voorkomen dat je zo min mogelijk in aanraking komt met PAK’s. 
  • PFAS. Deze zitten in het milieu en zitten daardoor ook in ons voedsel en drinkwater. Voorkomen dat je PFAS binnenkrijgt kun je niet, maar door gevarieerd te eten beperk je de inname.
  • Zware metalen zoals cadmium, kwik, lood en tin. Gezondheidsproblemen door zware metalen komen in Nederland zeer weinig voor. 
  • Acrylamide. Deze stof kan ontstaan bij een te hoge verhitting van zetmeelrijke producten zoals aardappelen. Door gevarieerd te eten en veilig te frituren of bakken voorkom je dat je te veel acrylamide binnenkrijgt. 
  • Schimmelgifstoffen. Schimmels kunnen gifstoffen aanmaken. Er is uitgebreide wetgeving om ervoor te zorgen dat we zo weinig mogelijk schimmelgifstoffen binnenkrijgen.
  • Algengifstoffen. Algen kunnen gifstoffen aanmaken en deze kunnen in schelpdieren zoals mosselen terechtkomen. Er wordt hierop gecontroleerd en wordt algengifstof aangetroffen, dan mogen er geen schelpdieren in dat gebied gevangen worden.
  • Natuurlijke gifstoffen, zoals solanine, tomatine, agaritine, lectine, glucosinolaten of coumarine.
  • Sommige stoffen in kruiden 
  • Cyanide 
  • Resten bestrijdingsmiddelen. De regelgeving is streng op het gebruik van bestrijdingsmiddelen. De kans dat je te veel hiervan binnenkrijgt is erg klein. 
  • Resten antibiotica. Dieren kunnen antibiotica krijgen als ze ziek zijn. Te veel antibiotica is schadelijk voor de gezondheid. De regelgeving is streng en de kans dat je resten van antibiotica binnenkrijgt is klein. Sommige bacteriën kunnen resistent worden tegen antibiotica. Een voorbeeld hiervan is ESBL.
  • Resten hormonen. In de Europese Unie mogen geen hormonen aan dieren toegediend worden.
  • Resten uit verpakkingen. Verpakkingsmaterialen mogen geen stoffen afgeven aan levensmiddelen die schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens.

Wat is het verschil tussen risico en gevaar?

Een stof kan gevaarlijk zijn, maar hoeft dan toch geen of een heel klein (verwaarloosbaar) risico te vormen. 

Neem bijvoorbeeld de stof nitraat die in eten kan zitten. Potentieel is deze stof gevaarlijk omdat het in het lichaam kan worden omgezet in kankerverwekkende stoffen. Maar in het gewone leven krijgen we er niet genoeg van binnen om ook daadwerkelijk een risico te vormen. En andersom hoeft een stof helemaal niet gevaarlijk te zijn, maar kan het in grote hoeveelheden toch een risico vormen. Water is het bekende voorbeeld: water is niet gevaarlijk, maar neem je er ontzettend veel van, dan kun je er toch dood aan gaan. 

In het kort: Risico= Gevaar x Blootstelling (hoeveel je met iets in aanraking komt).

Productvreemde materialen

In ons voedsel kunnen soms onbedoeld vreemde materialen voorkomen zoals stukjes glas of stukjes metaal. Deze horen er niet in thuis. Bij de verwerking van voedsel zijn er regels waaraan voldaan moet worden om te voorkomen dat zulke productvreemde materialen in ons voedsel terechtkomen.  

Allergenen

Sommige mensen hebben last van een voedselovergevoeligheid. Zij kunnen klachten krijgen van bepaalde stoffen in het voedsel. De Europese Unie heeft bepaald dat de stoffen -  allergenen  - die de meeste overgevoeligheidsreacties veroorzaken op het etiket vermeld moeten worden.